Asega

Asega is het Oudfriese woord voor wetskenner en rechtspreker (een soort rechter). De asega was in de Friese gewesten in de hoge middeleeuwen (en vermoedelijk al eerder) de voorzitter en adviseur van het gerecht.[1] In tegenstelling tot een moderne rechter sprak hij geen oordeel uit over de feiten, maar alleen over de bestaande rechtsregels en de toepassing daarvan. Het oordeel lag in handen van de ommestand (de aanwezige dinggenoten), later vooral van de bijzitters van het gerecht. Etymologisch bestaat het woord asega uit de bestanddelen a- ('wet') en -sega ('spreker'). De asega is dus spreker van het recht, vergelijkbaar met de wetspreker (lagmann, lögsagumaður) in Scandinavië.

Oorsprong

De kuststreken van de Hollandse kust tot aan de Wezer lag de rechtspraak in de 10e en 11e eeuw in handen van de schout (als vertegenwoordiger van de graaf) en de asega (als vertegenwoordiger van de rechtsgemeenschap). Of het ambt van asega al eerder bestond, valt niet met zekerheid te zeggen. Historici en oudheidkundigen hebben hier - aan de hand van de sage van de twaalf asega's - volop over gespeculeerd en zelfs gemeend dat de asega een opvolger zou kunnen zijn van een heidense godheid.

De asega bekrachtigde het oordeel dat de ommestand had geveld, de schout voerde het vonnis uit en zorgde er als 'rechtsvorderaar' voor dat de rechtzitting vreedzaam verliep. Westerlauwers Friesland kende een tijdlang in plaats van de schout de functie van de frana, een invloedrijke hoofdeling die namens de bisschop van Utrecht en later ook de graaf de orde handhaafde.

Het Oudfriese procesrecht had weinig aandacht voor de feiten, meer voor formele procedures zoals het aantal eedshelpers dat de partijen konden oproepen. Alleen als de rechtsbronnen twijfel lieten over het oordeel kon de asega zich ook met het vonnis bemoeien.[2] Het oordeel van de ommestand ging echter boven de uitspraak van de asega.[3]

De asega werd vermoedelijk gekozen uit de kring van grootgrondbezitters. Hij moest zweren de bestaande wetten te handhaven, waarvan de Zeventien Keuren en Vierentwintig Landrechten de belangrijkste waren. Ook moest hij kennis hebben van eerdere uitspraken (de jurisprudentie) die werden toegevoegd aan de bestaande rechtsregels. Die werden vanaf de 12e eeuw op schrift gesteld, bijvoorbeeld in het beroemde Asegaboek uit Rüstringen, dat in 1805 door de Oostfriese historicus Tileman Dothias Wiarda werd uitgegeven.

De functie van de asega wordt veelvuldig genoemd in de Oudfriese wetten, die vanaf de 12e eeuw te boek werden gesteld.[4] In Friesland wordt de functie tevens vermeld in het Oudere Schoutenrecht, waarvan de datering echter omstreden is. Recent onderzoek dateert het Schoutenrecht in de eerste helft van de veertiende eeuw.[5]

Veranderende rol

In de late middeleeuwen verdween de functie van asega, mogelijk door de opkomst van autonome kustdistricten (Landesgemeinden) die zich onafhankelijk verklaarden van het hogere gezag.[6] De taak van de asega's werd in Oost-Friesland overgenomen door de landrechters, redgers of redjeven [de] ('raadgevers' of 'raadsheren', consules), die tevens het landsbestuur vormden.[7]

In Westerlauwers Friesland speelde daarnaast de groeiende invloed van de Hollandse graaf (tot 1345) een belangrijke rol. Typerend voor de nieuwe rechtsorde, zo stelt Paul Nooman, zijn de inrichting van een gerechtplaats, het opbouwen van bewijslast en het optreden van door twaalf ‘kroongetuigen’ (koninges orkene), die met meerderheid van stemmen een oordeel vellen.[8] Van deze bijzitters werd voortaan verwacht dat zij de waarheidsvinding meer centraal gingen stellen. De bekende sage van het tweegevecht tussen Karel en Radboud en de daarmee verbonden de sage van de twaalf asega's dienden daarom zijns inziens vooral om deze nieuwe rechtsorde te legitimeren.

In Westerlauwers Friesland gingen de grietmannen als voorzitter van het gerecht fungeren en namen ze ook de taken van de schout over. Grietmannen worden vermeld vanaf ongeveer 1280. Zij bleven tot de Franse tijd in functie.

Holland

In Noord- en Zuid-Holland ten noorden van de Hollandse IJssel speelden asega's of azings nog lang een rol, met name in het familierecht en de lagere rechtspraak. In Amstelland fungeerden tot 1388 asega's in de rechtspraak.[9] In het Rijnland lag de lagere rechtspraak tot in 16e eeuw in handen van schout, azing en bijzitters.[10] Ook de heemraden van het waterschap werden bijgestaan door de azing.[11] Het specifieke erfrecht, dat aasdomsrecht werd genoemd, bleef geldig tot 1599.

Etymologie

Het woord asega heeft parallellen in het Oudnederlands (asege), Oudsaksisch (êosago) en Oudhoogduits (*ēwasago). Het betekent recht-spreker of voorspreker van de wetten, met de Oudfriese stam ā, êwa of êwe (ee, 'wet, recht') en sega ('zeggen'). Het woord ee was in de middeleeuwen wijdverbreid, bijvoorbeeld als de oude ee ('het oude verbond', dat is de wet Gods of ook wel de oude rechtsorde) en die kersten ee (het Christelijke geloof). Het komt nog voor in hedendaags Nederlands in het woord ega (echtgenoot).[12] In de Heliand is de êosago de Bijbelse schriftgeleerde of doctor in de rechten (Latijn iudex of legislator, Oudnederlands *ēwonlērere[13]), die de wetten van het oude verbond met God (then aldon êuua) handhaaft. Oudgermanisten hebben ook wel parallellen gezocht met de betiteling heidense goden (asen, Oudnoors Æsir).

Zie ook

Literatuur

  • N.E. Algra, 'Rechtshistorische aspecten van het "Landrecht der Vriesne"', in: Ph.H. Breuker (red.), Landrecht der Vriesne. Tekstuitgave en commentaar, Leeuwarden 1996, p. 91-221 (met name p.162-167) ISBN 90-6171-828-7
  • N.E. Algra, Zeventien Keuren en Vierentwintig Landrechten, 2e dr. Doorn 1991
  • J. Bolhuis van Zeeburgh, Kritiek der Friesche geschiedschrijving, Den Haag 1873, p. 74-76
  • Rolf H. Bremmer Jr, Hir is eskriven: Lezen en schrijven in de Friese landen rond 1300, Hilversum/Leeuwarden 2004 ISBN 90-6550-817-1
  • Rolf Bremmer, 'Literatuer en identiteit yn Fryslân om 1300 hinne', in: De Moanne 4, nr. 5 (juni 2005), p. 8-12
  • M.P. van Buijtenen, De grondslag van de Friesche Vrijheid, Assen 1953
  • Wybren Jan Buma, Wilhelm Ebel & Martina Tragter-Schubert (red.), Westerlauwersches Recht 1: Jus municipale Frisonum. Texte und Übersetzungen Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 1977, p. 14-16, 127-130 (= Altfriesische Rechtsquellen, dl. 7.1) ISBN 3525181582
  • Marijke Carasso-Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen heiligenlevens, annalen, kronieken en andere in Nederland geschreven verhalende bronnen, Martinus Nijhoff, Den Haag 1981, p. 230-231 ISBN 9024791324
  • Pieter Gerbenzon, 'Der altfriesische Asega, der altsächsische Eosago und der althochdeutsche Esago', in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 41 (1973), p. 75–91
  • Philipp Heck, Die altfriesische Gerichtsverfassung, Weimar 1894
  • Hugo Jaekel, Forschungen zur altfriesischen Gerichts- und Ständeverfassung, Weimar 1907
  • Gerhard Köbler, 'Asega', in: Lexikon des Mittelalters, dl. 1, Artemis & Winkler, München en Zürich 1980, kol. 1104 ISBN 3760889018
  • Karl von Richthofen, Untersuchungen über friesische Rechtsgeschichte, deel II-1, Berlijn 1882, p. 435 en 458-472
  • Carsten Roll, 'Vom "asega" zum "redjeven". Zur Verfassungsgeschichte Frieslands im Mittelalter', in: Concilium Medii Aevi 13 (2010), p. 187–221
  • Oebele Vries, Asega, is het dingtijd? De hoogtepunten van de Oudfriese tekstoverlevering, Leeuwarden en Utrecht 2007
  • Tileman Dothias Wiarda, Asega-Buch, ein alt-friesisches Gesetzbuch der Rüstringer, Berlijn en Stettin 1805
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Algra, 'Rechtshistorische aspecten', p. 166
  2. Heck, Gerichtsverfassung, p. 69
  3. Algra, 'Rechtshistorische aspecten', p. 165-166.
  4. Het Deutsche Rechtswörterbuch [de] heeft 189 treffers voor de term asega, die deels terug gaan op de oudste redacties van de Zeventien Keuren en Vierentwintig Landrechten.
  5. Jurrien G. Schuur, ’De plaatsing van de Schoutenrechten in hun historische context’, in: It Beaken 76 (2014), p. 1-33.
  6. Heinrich Schmidt, 'Zum Aufstieg der hochmittelalterlichen Landesgemeinden im östlichen Friesland', in: Dez., Ostfriesland und Oldenburg. Gesammelte Beiträge zur norddeutschen Landesgeschichte, Aurich 2008, p. 311–328.
  7. Algra, 'Rechtshistorische aspecten', p. 167.
  8. Paul N. Noomen, '"Hachens en Wachens". Feit en fiksje yn midsieusk Fryslân', in: Rolf. H. Bremmer, Lammert G. Jansma en Piet Visser (red.), Speculum Frisicum. Stúdzjes oanbean oan Philippus H. Breuker, Leeuwarden en Leiden 2001, p. 3–22, hier p. 4-5. Instemmend: Hans Mol en Justine Smithuis, 'De Friezen als uitverkoren volk. Religieus-patriottische geschiedschrijving in vijftiende-eeuws Friesland', in: Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 11 (2008), p. 174-204, hier p. 174.
  9. A.L.P. Buitelaar, De Stichtse ministerialiteit en de ontginningen in de Utrechtse Vechtstreek, Uitgeverij Verloren, Hilversum 1993, p. 120 ISBN 906550253X
  10. W. van Tuyl, Het ambacht Zwammerdam, Uitgeverij Verloren, Hilversum 1998, p. 120 ISBN 9065500359
  11. Geertruida de Moor, Verborgen en geborgen, Uitgeverij Verloren, Hilversum 1994, p. 363-364 (met verdere literatuur) ISBN 9065502661
  12. Etymologiebank: azig; MNW: EeIII. Gearchiveerd op 18 september 2020
  13. ONW: *ēwonlērere. Gearchiveerd op 12 november 2020.